Deze vraag verscheen deze week op het internet. Iemand wilde een oud schoolgebouw verbouwen tot appartementen en op het bijbehorende terrein nieuwe woningen bouwen. Dit paste niet in de bestemming van het perceel. De gemeente stelt de aanvrager voor de keuze een postzegel(bestemmings)plan of een uitgebreide Wabo-procedure aan te vragen. De aanvrager vraagt vervolgens op het internet wat de verschillen zijn.
De gemeente is hier duidelijk tekort geschoten. Het is de taak van de gemeente om dergelijke vragen te beantwoorden en om een initiatiefnemer te helpen bij het maken van de keuze. Maar dat terzijde.
Er volgen allerlei reacties op de vraag. Er ontstaat ook verwarring: is er wel strijd met het bestemmingsplan? Iemand schrijft dat een bestemmingsplanprocedure en een omgevingsvergunning simultaan kunnen lopen. Iemand anders betwijfelt dat. De bouwvergunning zou geweigerd moeten worden, omdat de ‘aanhouding die we vroeger hadden in de Woningwet niet meer in de Wabo zit’. Er volgen trucs om tijd te rekken en de weigering te voorkomen. De mening wordt bevestigd door andere deelnemers aan de discussie. Samen betreurt men dat de vroegere regeling is vervallen.
Beste mensen, dit is totaal onjuiste informatie!!
De Wabo bevat nog steeds de mogelijkheid om te anticiperen op een bestemmingsplan dat in voorbereiding, maar nog niet in werking is. Dat had men kunnen weten, zelfs als je niet weet waar het in de wet staat. Met de invoering van de Wabo is namelijk niet beoogd inhoudelijk iets te wijzigen. Dus: als je het niet weet, ga dan goed zoeken, want dergelijke belangrijke en ingrijpende wetswijzigingen zijn helemaal geen gevolg van de Wabo.
Het zit zo.
Voorop staat de vraag of een bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Is dat niet zo, dan moet de vergunning worden verleend, tenzij er een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd. In dat geval moet de bouwaanvraag worden aangehouden. Echter, is het bouwplan niet in strijd met het toekomstige bestemmingsplan, dan kan het bevoegd gezag op grond van artikel 3.3. lid 3 Wabo de omgevingsvergunning gewoon verlenen. Er hoeft dus helemaal niet geweigerd te worden, zoals in de discussie werd aangegeven!
Is er sprake van een bouwplan dat in strijd is met het geldende bestemmingsplan, maar weet de aanvrager dit niet, dan merkt de Wabo dit automatisch aan als een aanvraag om een afwijkingsbesluit te nemen. De aanvrager moet vervolgens de gelegenheid krijgen zijn aanvraag op dit punt aan te vullen.
Als een aanvrager wel weet dat er strijd met het bestemmingsplan bestaat, kan hij kiezen. Volgt hij de route van de Wabo, dan kan een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo aan de orde zijn: een zogenaamd ‘planologisch kruimelgeval’. Het moet dan gaan om een geval genoemd in art. 4 bijlage II Bor. De korte Wabo-procedure is vervolgens van toepassing. De verbouwing van het bovengenoemde schoolgebouw is zo’n geval. De nieuwbouw van de woningen niet.
Is het project geen ‘planologisch kruimelgeval’ dan kan de aanvrager kiezen tussen de route van de Wabo of de route van de Wet ruimtelijke ordening. De Wabo heeft de omgevingsvergunning ex art. 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo in de aanbieding (B&W, ruimtelijke onderbouwing, verklaring van geen bedenkingen gemeenteraad). Op grond van de Wro kan een herziening van het bestemmingsplan (postzegelbestemmingsplan) worden aangevraagd. In beide gevallen gaat het om een zienswijzeprocedure met wat bijzonderheden. Dus de procedure is lood om oud ijzer, tenzij de gemeenteraad de verklaring van geen bedenkingen heeft ‘weggegeven’. Dan is de procedure van het bestemmingsplan langer. Het voordeel van een bestemmingsplan zit voor de aanvrager echter in kortere rechtsbescherming bij beroep (een jaar korter). Voor de gemeente heeft een bestemmingsplan als voordeel dat er direct nieuwe regels en een nieuwe bestemming gelden.
Het is verder mogelijk om het bestemmingsplan te coördineren met andere vergunningen die nodig zijn. Er is dan één procedure. Dat geeft duidelijkheid voor alle partijen, snelheid en bovendien moet de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij beroep sneller beslissen.
Ik heb deze keuzemogelijkheden behandeld in paragraaf 8.3 van het boek RO voor raadsleden en bestuurders.
De discussie maakt twee zaken heel duidelijk. Het aanvragen van de juiste procedure is voor veel mensen een heel ingewikkelde zaak en begeleiding door de gemeenten is hard nodig.
En ten tweede: internet is een prachtig medium, maar kan mensen helemaal op het verkeerde been zetten.