Gemeenten moesten op 1 juli 2013 bestemmingsplannen die op dat moment 10 jaar of ouder waren geactualiseerd hebben. Zo niet, dan gold een sanctie: ‘het invorderen van rechten terzake van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan’ vervalt. Gemeenten die de termijn niet hebben gehaald vragen zich nu af wat zij wel en niet mogen invorderen.
De bedoeling van de wetgever is duidelijk: bestemmingsplannen mogen niet ouder zijn dan 10 jaar en de sanctie is een stimulans om het niet zo ver te laten komen . Bij leges voor ‘diensten in verband met het bestemmingsplan’ gaat het om ‘leges terzake van vergunningen of andere diensten’ en dan met name om ‘vergunningen voor bouw- aanleg- of sloopaciviteiten’ . (aldus: Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28916, nr. 3, pag. 94 en Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 28 916, nr. 9, pag 12 en 15.)
Er zijn mensen die denken dat leges voor de welstandstoetsing erbuiten vallen. Dit is in hun ogen een aparte categorie, omdat welstandbeoordeling wordt voorgeschreven door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en niet door het bestemmingsplan. Ik zie dat anders. In de kamerstukken staat nergens dat de sanctie zich beperkt tot alleen dat deel van de vergunningverlening dat betrekking heeft op de bestemmingsplantoetsing, zodat andere onderdelen buiten de sanctie vallen. De kamerstukken noemen de hele vergunning. Bovendien: de welstandtoetsing volgt wel uit de Wabo, maar of de bouw(omgevings)vergunning kan worden verleend hangt af van het bestemmingsplan. Bij strijd met het bestemmingsplan moet de vergunning namelijk geweigerd worden, ongeacht of het bouwplan nu wel of niet in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand. Daarom denk ik dat de leges voor de welstandsbeoordeling gewoon onder de sanctie vallen en dus bij een te oud bestemmingsplan niet ingevorderd mogen worden.
Als het bestemmingsplan wel op tijd is vastgesteld, maar later door de rechter wordt vernietigd, heeft de gemeente pech. Vernietiging houdt namelijk in, dat een vaststellingsbesluit geacht wordt nooit te zijn genomen. Als gevolg daarvan moeten vergunningaanvragen weer getoetst worden aan de voorganger van het bestemmingsplan dat dan te oud is. In de kamerstukken wordt aangegeven, dat dit van belang is voor de sanctie (zie: Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 28 916, nr 15, vierde nota van wijziging Wro). De redenering is dus als volgt: een vernietigd bestemmingsplan heeft nooit bestaan, waardoor te laat een nieuw plan is vastgesteld en de legessanctie geldt. Dubbel pech voor de gemeente dus: geen bestemmingsplan en geen mogelijkheid om leges voor vergunningen in te vorderen.
Zoals gezegd: in de kamerstukken worden alleen bouw-, sloop- en aanleg(omgevings)vergunningen genoemd. De omgevingsvergunning waarmee kan worden afgeweken van het bestemmingsplan – toen nog ontheffing of projectbesluit genoemd – staat er niet bij. Hierbij moet het volgende in het oog worden gehouden. Soms bepaalt het bestemmingsplan wanneer met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken: de binnenplanse omgevingsvergunning. In dat geval is er een duidelijk verband met het bestemmingsplan en kunnen naar mijn mening geen leges ingevorderd worden als een bestemmingsplan 10 jaar of ouder is. Datzelfde geldt voor besluiten tot wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan door B&W. Ook die besluiten zijn alleen mogelijk voor zover het bestemmingsplan dat regelt. Voor zover het vooroverleg op deze besluiten is gericht, kunnen naar mijn mening de leges daarvoor evenmin ingevorderd worden.
Dat ligt misschien anders bij de omgevingsvergunningen waarbij buiten het bestemmingsplan om, op basis van de wet, wordt afgeweken van het bestemmingsplan: de zogenaamde kruimelgevallenregeling (art. 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo) en de omgevingsvergunning waarbij op grond van een ruimtelijke onderbouwing kan worden afgeweken (art. 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo). Dit zijn besluiten die los staan van het bestemmingsplan. De bevoegdheid hiertoe volgt rechtstreeks uit de wet. Voor de toepassing van die bevoegdheid maakt ook niet uit hoe oud het bestemmingsplan is waarvan wordt afgeweken. De omgevingsvergunning op basis van een ruimtelijke onderbouwing is bovendien de opvolger van het projectbesluit uit de Wro, waarvoor de legessanctie expliciet is afgeschaft bij de invoering van de Crisis- en herstelwet. Mij lijkt daarom dat de leges voor deze typen omgevingsvergunningen niet vallen onder de sanctie. Dezelfde redenering gaat op voor besluiten op aanvragen om bestemmingsplanherziening. De Leges hiervoor kunnen – denk ik – dus wel ingevorderd worden, ook al is het bestemmingsplan waarvan afgeweken wordt 10 jaar of ouder. Dat geldt dan ook voor vooroverleg dat vooraf gaat aan deze besluiten. Let wel: dit is van mij slechts een inschatting. Het is uiteindelijk de rechter die beslist.
Mij is tot nu toe slechts één uitspraak bekend van de rechtbank Amsterdam . Deze rechter vond dat het heffen van leges voor een verouderd bestemmingsplan in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel en het fair playbeginsel. Het invorderen van de leges werd in strijd met de wet geacht.
Het is natuurlijk spijtig dat er geld wordt misgelopen. Daar staat tegenover: iedereen wist al in 2008 wanneer er geactualiseerd moest zijn en dat er een sanctie gold. Tijd voor gemeenten dus om hun verlies te nemen. Pogingen om met juridische slimmigheid onder de sanctie uit te draaien, kunnen beter achterwege blijven.