Een ontwikkelaar die een presentatie hield over transformatie van een bestaand kantorenpand naar woningen gaf aan, dat ze het plan nog hadden aangepast toen de minister gasvrij bouwen had aangekondigd. Dat had wat vertraagd, maar nu was het hele complex vrij van gas en dus weer hypermodern. Een stand verderop vertelde iemand van een adviesbureau wat een gezonde leefomgeving nu eigenlijk is.
Ik heb ook een sessie meegemaakt waar een ontwikkelaar en een belegger in gesprek waren met iemand van staatsbosbeheer, een bioloog, een landschapsarchitect en een adviseur. De vraag was hoe biodiversiteit in de stad kon worden vergroot. Er waren plaatjes van slechtvalken met nesten in de gevel van een kantoorpand en een vos op een spoorlijn. Er werd verteld dat het vooral ging om slim combineren en win-winsituaties. Bijvoorbeeld: in plaats van de eeuwige hortensia een waardenplant voor bijen planten. Of een andere soort dakpannen, zodat de zwaluw ook een plek heeft. Hoe simpel kan het zijn.
Kortom: de woorden ‘omgevingswet’ of ‘omgevingsvisie’ heb ik nergens gehoord, maar de geest van de wet hing in de zaal. Marktpartijen hebben de nieuwe thema’s omarmd. Althans, zij die zich hier presenteerden. Maar toch. Wat eens in de geitenwollensokkenhoek zat, lijkt nu het domein van de flitsende schoenen te zijn. Dat is hoopvol, want de fysieke leefomgeving vaart er wel bij als overheid en marktpartijen zich vinden in fraaie, gemeenschappelijke doelen op weg naar een andere samenleving en fysieke leefomgeving.
Tijdens het gesprek over biodiversiteit stelden verschillende deelnemers dezelfde vraag: hoe krijg je nu een gemeente zover dat deze ook meedoet met deze nieuwe trends? Dat was kennelijk een probleem, want een antwoord bleef uit. Ik – toehoorder - dacht bij mezelf: ‘nu moet het niet gekker worden!” Ik hoor bij de gemeenten die ik begeleid met de invoering van de Omgevingswet juist het omgekeerde: ‘waar vinden we de ontwikkelaar die dit wil realiseren voor ons?’
Kennelijk is het realiseren van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet vooral een kwestie van de juiste mensen bij elkaar zien te krijgen en zich laten verbinden aan gemeenschappelijke doelen. En daarop als gemeente sturen. Dat is een heel ander verhaal dan je suf piekeren hoe de regels in het Omgevingsplan eruit moeten gaan zien. Wat overigens natuurlijk ook gewoon moet.
De ervaring heeft mij al lang geleden geleerd (1988: afstudeerscriptie over het effect van de wijziging van de WRO en het BRO 1985) dat een wetswijziging geen transformatie brengt. Dat moet van mensen komen. Daarbij is de wet eerder een instrument of middel dan een doel. Dus wat ik op deze beurs zag en hoorde, gaf mij hoop.
Aan een belegger en een ontwikkelaar heb ik vervolgens de casus van een verpauperd bedrijventerrein met een niet urgente bodemvervuiling en verouderde gebouwen voorgelegd. De eigenaar laat het erbij zitten, ontwikkelaars dienen zich niet aan en de gemeente houdt vast aan het conserverende bestemmingsplan waarin vooral de bestaande situatie is vastgelegd. De buurt klaagt over verpaupering en brandgevaar. Het terrein is al jarenlang een hete aardappel die zo snel mogelijk wordt doorgegeven. De belegger was duidelijk: om dit patroon te doorbreken moet de gemeente een duidelijke visie hebben en op zoek gaan naar partijen. ‘Ik geef je op een briefje dat hier geen belegger of ontwikkelaar te vinden is, die wil instappen als er geen duidelijkheid is vanuit de gemeente wat men wil met dat terrein!” zei de belegger. De ontwikkelaar wilde wel één van de gebouwen transformeren, maar niet allemaal. Bij zo’n groot terrein was het risico dan te groot. Duidelijk: uitnodigingsplanologie in combinatie met een gemeentelijke visie. Dat is wat marktpartijen nodig hebben.
Goh, het lijkt de Omgevingswet wel. Maar dan al in de praktijk. Met de gemeente aan zet.
Leerzaam dagje, dus. Fijn genetwerkt. Wel een beetje moegelopen en -gestaan. Dus die schoenen?….laat maar.