Bij gemeenten wordt hard gewerkt aan de invoering van de Omgevingswet. Omgevingsvisies (of de actualisering daarvan) worden vastgesteld. Er wordt gewerkt aan en gepiekerd over omgevingsplannen, geëxperimenteerd met intake- en omgevingstafels bij omgevingsvergunningen en geoefend met (en geklaagd over) het DSO.
Sommige gemeenten kijken verder en zoeken een manier van werken die voor de buitenwacht voorspelbaar en inzichtelijk is. Dan komt het programma – hoewel niet verplicht – in beeld. Maar: waarvoor dan en wat zet je daar dan in? Hoe betrek je de gemeenteraad daarbij?
Ik puzzel dat uit met een aantal overheden en dan blijkt hoe ingewikkeld, versnipperd en ontoegankelijk de beleidskant van de ruimtelijke ordening is. De omslag naar integraal gebiedsgericht samenhangend benaderen is inderdaad een cultuuromslag. Daarvoor loopt niet iedereen warm. We zijn gehecht aan wat we kennen.
Aanvrager
Bekijk het eens vanuit de aanvrager. Die heeft wat te kiezen als zijn initiatief afwijkt van het bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan regelt de situatie meteen, maar er is veel onderzoek voor nodig.
Een omgevingsvergunning dan maar. Artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo eist een ruimtelijke onderbouwing, die motiveert dat de aanvraag voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dezelfde onderzoeken als bij een bestemmingsplan zijn nodig, maar dan toegespitst op het initiatief. Er kan een raadsbesluit nodig zijn en er kunnen zienswijzen worden ingediend.
Met artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo kan zonder betrokkenheid van raad en zienswijzen worden afgeweken als het een geval uit de ‘kruimellijst’ van het Bor betreft. Zelfs tijdelijke afwijkingen voor maximaal tien jaar en gebruiksveranderingen van gebouwen met aansluitend terrein zijn mogelijk. Eerder een ‘brokkenlijst’ dus.
Het criterium is ook hier: een goede ruimtelijke ordening. Al deze toepassingen moeten (of zouden moeten) passen bij het gemeentelijk beleid. Er kunnen verplichtingen uit andere (milieu)wetgeving gelden en dat kan weer leiden tot extra toestemmingen. Dan is coördineren een optie: op basis van de Wro of de Awb. Verder is er nog de Crisis- en herstelwet: bedoeld om bepaalde beroepsprocedures te versnellen, al is dat lastig, omdat ook de rechterlijke macht kampt met capaciteitsproblemen. Die wet heeft bovendien eigen procedures. Kortom: de aanvrager heeft wat te kiezen!
Ingewikkeld
De procedure kan soms ingewikkeld zijn, zelfs als het inhoudelijk niet zo moeilijk lijkt en het om een geringe impact op de fysieke leefomgeving gaat. Zelfs als de seinen inhoudelijk op groen lijken te staan, bijvoorbeeld omdat het college en omwonenden geen bezwaar hebben, kan het soms erg lang duren voordat het daadwerkelijk geregeld is. Met alle onzekerheid en financiële en andere consequenties voor de aanvragers van dien. Ik begrijp het dus wel dat mensen hier boos van worden.
Ik snap ook, dat ambtenaren en bestuurders meegezogen kunnen worden in stroperige procedures. De oorzaken zijn divers en kunnen elkaar in concrete gevallen versterken. Denk aan versnipperd en tegenstrijdig beleid, verouderde regels, afvinkonderzoeken die de schijn van rechtszekerheid wekken, bestuurlijke besluiteloosheid en een beperkte frequentie van raadsvergaderingen.
Dat kan leiden tot zware ambtelijke zorgvuldigheid, doorgeschoten juridisering en de focus niet meer op echte oplossingen hebben. Capaciteitsproblemen en te weinig tijd en ruimte voor kennis doen de rest. Dat zegt allemaal niets over de goede intenties van de betrokkenen. Wel over hoe ingewikkeld onze huidige praktijk is. Keerzijde ervan is bovendien dat kostbare tijd en capaciteit verloren gaat, die beter voor grotere opgaven ingezet kan worden.
Anders
Kan het anders? Jazeker. Stel er ligt een integraal programma dat de randvoorwaarden voor veranderingen in een gebied en de te behalen kwaliteiten beschrijft. Voor de aanvrager betekent dit dat onderzoeken grotendeels gedaan en beschikbaar zijn. De participatie over het initiatief kan zich beperken tot de vraag hoe het bijdraagt aan de gewenste kwaliteit. Als die bijdrage er is, is de positieve grondhouding bij (de intaketafel van) de gemeente een gegeven.
De uitkomst van de participatie neemt de aanvrager mee in de aanvraag. Hij kan alleen kiezen uit een wijziging van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Raadsbetrokkenheid kan bij beiden zijn weggevallen, als de raad daarvoor kiest. Het is een integraal besluit, maar als er nog toestemmingen vanuit andere wetten dan de Omgevingswet nodig zijn, kunnen die gecoördineerd worden volgens de Awb. Bij een samenhangende besluitvorming kan de route naar een concreet besluit dus eenvoudiger en sneller.
De digitale ‘Laan van de Leefomgeving’ met ‘beleidshuizen’ waar beschikbare bestaande informatie kan worden opgehaald zodat onderzoeken achterwege kunnen blijven, bleek helaas (nog) geen haalbare kaart. Voorspelbaar inzichtelijk beleid en een efficiënte procedure-inrichting volgens bedoeling en systeem van de Omgevingswet zijn dat al wel.
Moet je het wel vanuit het perspectief van de gebruikers bekijken en het echt anders willen aanpakken.