Wat de fysieke leefomgeving betreft, lijken er twee soorten denkers te zijn: functiedenkers en kwaliteitsdenkers. Mensen met een RO-achtergrond zijn vaak functiedenkers. Mensen die zich betrokken voelen – natuurliefhebbers, monumentenbeschermers, milieuactivisten – zijn vooral kwaliteitsdenkers. Burgers die voor hun buurt of eigen belang opkomen zijn ook vaak kwaliteitsdenkers. Die denkwerelden botsen nogal eens en dan geven de RO-ers de doorslag: zij regelen de herziening van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. Soms tot grote frustratie van de kwaliteitsdenkers.
Een voorbeeld uit mijn wijk. Bestaande sociale huurwoningen worden gesloopt. Vanuit het belang van woningbouw en financieel-economisch oogpunt komen er 72 nieuwe woningen terug. Een andere parkeernorm dan 1,7 is bij de gemeente niet bespreekbaar. Dat is het startpunt. De vroege participatie is aan de woningbouwvereniging gelaten. Er volgt een niet openbare prijsvraag, waaruit de directie van de Wbv kiest. Met de huurders wordt intensief overlegd over van alles, maar niet over de omgevingskwaliteit van de toekomst. Pas als het plan door de welstandscommissie is goedgekeurd en duidelijk is dat de bestaande huurders niet terugkomen, organiseert de Wbv een informatieavond voor de buurt. Het plan is compleet uitgedacht, alternatieven zijn niet bespreekbaar. Consequentie van het plan: de twee laatste echt grote bomen in de buurt gaan om. Buurtbewoners concluderen dat de architect een mooi maatpak heeft gemaakt, maar in een te kleine maat. Oftewel: zoveel woningen en parkeerplaatsen dat er geen kwaliteit overblijft. Omwonenden rest niets anders dan er nog wat verbeteringen voor de eigen situatie uit te peuteren. Volgens de gemeente moet de buurt blij zijn dat er veel jonge boompjes terugkomen en begrip hebben voor het belang van de woningbouw.
Dit is een voorbeeld waarbij het functiedenken van meet af aan dominant is. Het proces is hierop aangepast en bijgevolg is de omgevingskwaliteit een sluitstuk. Het gaat vaak zo. Een uil die niet in een nestkast zit maar in een gebouw, is dan een hinderpaal. Een leegstaand karakteristiek pand kun je dan het beste slopen. Grote bomen, ach.. geen beschermde soort, je weet niet of ze gezond blijven en wat zeuren jullie nu: je krijgt er toch meer kleintjes voor terug?
Artikel 1.3 Ow is het toekomstige afwegingskader en vervangt ‘goede ruimtelijke ordening’. Dat kader eist evenwicht tussen de kwaliteit van de locatie (veilig, gezond, goede omgevingskwaliteit) en ons gebruik daarvan. Dat betekent: de functie aanpassen aan de kwaliteit van de locatie of die kwaliteit verbeteren voor de gewenste functie. Zo staat het in de toelichting bij de Aanvullingswet bodem.
Op 7 juli is de Aanvullingswet natuur aangenomen. De wettekst is nu klaar. Toegevoegd aan onderdeel a is de zinsnede: ‘ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur.’ Dat is interessant. Het dwingt de functiedenker te starten met een inventarisatie wat de intrinsieke natuurwaarde is. Daarna volgt de vraag: welke ambitie voor veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit hebben we en wat betekent dit voor de functie van de locatie, die we willen. Andersom denken dus.
Buurtbewoners zijn een bron van informatie, maar vaak nogal verdeeld. De een vindt een grote boom prachtig, de ander ergert zich aan de blaadjes of aan die vieze vogel die op de auto poept. Er is dus een objectieve inventarisatie van de ‘intrinsieke natuurwaarde’ nodig: puur feitelijke kennis.
Voor mensen die daar expert in zijn – meestal vrijwilligers - mocht ik op dezelfde 7 juli een webinar verzorgen over de Omgevingswet. Georganiseerd door het IVN: 100 mensen waren online. Het IVN is een landelijke organisatie die de kloof tussen mens en natuur wil dichten en aan de slag wil met een leefbare planeet. Hun website stelt: ‘We zullen nu en in de toekomst meer in evenwicht met de natuur moeten leren leven. IVN verbindt mens en natuur. We laten jong en oud beleven hoe leuk, leerzaam, gezond én belangrijk natuur is.” Hartstikke Omgevingswetproof dus, dat IVN.
Na afloop vonden bijna alle deelnemers dat het IVN actief aan de slag moet met de Omgevingswet. De helft wilde zelf contact gaan zoeken met gemeenten en de andere helft wilde dat ook doen als ze daarbij door het IVN werden ondersteund. Nou, dacht ik bij mijzelf: gemeente(rade)n: tel uit uw winst. Er zit zoveel kennis bij deze mensen en ze willen dat zo graag met iedereen delen. Ze kijken ook anders naar een locatie dan u en ik en zien daardoor veel meer.
Als we er nu eens een gewoonte van maken deze mensen helemaal aan het begin van locatieontwikkeling erbij te betrekken dan ontstaat er een zeer werkbare verbinding die helemaal past bij het doel van de Omgevingswet. Dat kan al vanaf morgen, want het enthousiasme bij de IVN-ers was groot en in de chats regende het ideeën. Ik hoop echt dat die verbinding er komt. En vooral dat de functiedenkers oog voor kwaliteit gaan krijgen.