Alweer gedoe over het DSO en de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Moe word je ervan. Want los van zekerheid over de wettekst: na deze zomer weten we opnieuw dat we aan de slag moeten met klimaatverandering, waterbeheer, gezondheidsbevordering, energietransitie, circulariteit, woningbouw en transitie van het buitengebied en de landbouw.
Raar hoor, om nu de droogte te zien, waar we vorig jaar in Limburg met overstroming van de Maas en de zijrivieren zaten. En inmiddels vinden mijn kinderen, zoals zovelen, wel een baan, maar geen woonruimte.
We moeten af van ‘vertraagtaal’, zoals dat in Zomergasten zo mooi werd genoemd. ‘We gaan er naar kijken.” ‘We zijn ermee bezig.’ ‘We stellen een commissie in.’ Hoe treurig dat juist ruimtelijke ordening werd genoemd als voorbeeld hoe het niet moet.
Co van Zundert noemt in Bouwrecht van augustus 2022 het ‘denkraam’ van heer Olivier B. Bommel. Een ander denkraam is hetzelfde als een paradigmawisseling. Het nieuwe stelsel van omgevingsrecht zou gepaard moeten gaan met een paradigmawisseling van ‘bescherming van de fysieke leefomgeving via een werende benadering van activiteiten’ naar ‘een beleidscyclus waarin de continue zorg voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving centraal staat en er ruimte ontstaat voor ontwikkeling’. En van wantrouwen naar vertrouwen in de burger.
Men spreekt van een paradigmawisseling bij belangrijke veranderingen én een nieuw bewustzijnsbegrip. Volgens Van Zundert heeft dat bij de Omgevingswet nog relatief weinig aandacht. Dat klopt: de houdgreep waarmee het DSO de wettekst gijzelt, leidt de aandacht af.
Het gaat om ‘afscheid nemen van het huidige patroon van lineair en hiërarchisch denken en vooral van het beginsel van wantrouwen tegenover de burger’, schrijft hij. Dat valt niet mee. We weten allemaal wat er gaande is, maar we doen met zijn allen niks, aldus een columnist in de Volkskrant naar aanleiding van gedoe op Schiphol. En wantrouwen? Dat is er wederzijds. Boeren en burgers vertrouwen de politici en wetenschappers niet. Huisjesmelkers en winstopstrijkers spinnen garen bij al die crises. Moet je die mensen vertrouwen? Bewust worden en daarna anders doen, vraag ook om solidariteit en dat is ingewikkeld.
Het gedachtegoed van de Omgevingswet is dat vanuit de gebruiker of initiatiefnemer wordt geredeneerd. Daarvoor is een andere kijk en een ander perspectief op de fysieke leefomgeving en het beleid en de regelgeving nodig. Het nieuwe denkraam oogst dan waardering in plaats van afkeer. Meer ‘ja mits’ (uitnodigingsplanologie) dan ‘nee tenzij’ (toelatingsplanologie). Dat betekent een andere manier van belangen inventariseren en afwegen. Van Zundert vindt dat dit meer empathisch en responsief moet worden.
Daar kwam ik bij het schrijven van mijn boek over functietoedeling in de praktijk ook bij uit. Het omgaan met de fysieke leefomgeving wordt erg gedomineerd door de juridische en technische invalshoeken met lange rechtszaken tot gevolg. Een werkproces met aandacht voor de menselijke kant bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa) staat met een schema in mijn boek. De verandering valt best mee.
En mocht de houdgreep van het DSO nog even duren: daarom ook maar een schema voor postzegelbestemmingsplanherzieningen, omgevingsvergunningen voor een goede ruimtelijke ordening op basis van een ruimtelijke onderbouwing, kruimelgevallen, projectuitvoeringsbesluiten en wat we zoal nog meer hebben momenteel.
Met het nieuwe denkraam en het bewust worden hoeven we niet te wachten op de invoeringsdatum. De klimaatverandering wacht immers ook niet. Volgens de bedoeling en met de beleidscyclus kunnen we nu al werken. Bij een gemeente ben ik samen met de medewerkers aan het verkennen welke programma’s ze al hebben zonder zich daarvan bewust te zijn en welke aanvullend nodig zijn om tot een beleidscyclus te komen.
Te zijner tijd zien we wel hoe we nieuwe documenten vaststellen: als deelstructuurvisie, deel van de omgevingsvisie, programma of beleidsregel. En met welke procedure we dat doen: apart of programma en nieuw deel omgevingsplan samen via de coördinatieregeling. Participatie kunnen we daar praktisch op afstemmen. Beleidsverandering en nieuwe regels kunnen dan hand in hand gaan en transparant zijn.
Programma’s zijn volgens mij onmisbaar als je samen met mensen doelen wilt halen, buitenplanse omgevingsplanactiviteiten wilt beoordelen en niet in ellenlange rechtszaken wilt belanden. En om te werken aan vertrouwen en bewustwording. Zodat we wat gaan doen met zijn allen. Ook dat ontdekte ik bij het schrijven van mijn boek. Leuk hoor, met nieuwe denkramen in de weer.
We moeten er wel taal voor bedenken. Werkt het woord ‘programma’ al verwarrend, dat geldt helemaal voor ‘programma-aanpak’, wat iets anders is dan ‘programmatische aanpak’. Voordat je het weet, spreek je zelf vertraagtaal.
Hoe dan ook: kennelijk kunnen we met de wettekst niet aan de slag zonder DSO. Zonder wettekst kunnen we wel starten met de bedoeling en het systeem. Weg dus met de houdgreep van het DSO.