Slide background
Slide background
Slide background
Omgevingswet en sociaal domein
Onlangs heb ik bij een gemeente de Omgevingswet uitgelegd aan beleidsmedewerkers die zich niet bezig hielden met het fysiek domein. Dat leverde met name vanuit het sociaal domein interessante vragen op zoals: hoe kom ik bij mijn collega’s aan tafel? Kun je in plaats van een omgevingsprogramma ook een wijkprogramma maken? Waar zitten de raakvlakken tussen sociaal en fysiek domein?

De eerste vraag gaat over de cultuur bij een gemeente. Vaak kennen sociaal en fysiek domein elkaar niet. Dat was al zo toen ik in 1991 zelf beleidsmedewerker werd. Antwoord: maak je bekend, ga vertellen wat je doet en zeg dat je in het kader van de Omgevingswet wilt aansluiten bij de omgevingsvisie, bij het omgevingsplan en vooral als daarvan wordt afgeweken. Geef zelf aan dat een integrale, gebiedsgerichte benadering niet kan zonder het sociaal domein. Koffie drinken dus.

Wil je het goed kunnen onderbouwen? Lees dan de landelijke nota Gezondheid Breed op de agenda (2020-2024). Dat ziet het instrumentarium van de Omgevingswet als hét geschikte instrumentarium voor gezondheidsvraagstukken en gaat uit van ‘Health in All Policies’. En wijs dan op artikel 1.3 Ow. Dat bevat als maatschappelijk doel prominent de ‘gezonde en veilige leefomgeving’: daar komen sociaal en fysiek domein in samen.

Het antwoord op de tweede vraag vind ik gemakkelijk, maar houdt een cultuurverandering in. Ja, er kan in plaats van een omgevingsprogramma een wijkprogramma worden vastgesteld. Maar dat is niet wenselijk. Niet vanuit de geest en evenmin vanuit de verbeterdoelen van de Omgevingswet. Het is namelijk weer een ‘buitenwettelijk’ instrument waarvan niet duidelijk is wat de status is. Dat is doen wat je deed en krijgen wat je kreeg: geen samenhang, geen duidelijkheid en daardoor wantrouwen bij wijkbewoners. Voor mij onderstreept de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur dat met zijn ‘call to action’ van 19 december 2023 waarbij opgeroepen wordt om te stoppen met het stapelen van (sectorale) beleidsnota’s.Het omgevingsprogramma is – enkele uitzonderingen daargelaten – niet verplicht gesteld om juridisering en ‘het-maken-van-programma’s-om-het-maken-van-programma’s’ te voorkomen. Wie een beleidscyclus wil, zal echter moeilijk zonder programma’s kunnen. Een gemeente die niet met programma’s wil werken, maar wel met de geest en het systeem van de Omgevingswet zal bij de omgevingsvisie en het omgevingsplan óf heel erg in detail moeten treden, óf heel veel moeten loslaten. Dat lijkt allebei niet gewenst.

Wijkbewoners maken geen verschil tussen een fysieke en sociale invalshoek

En dus is een ‘wijkomgevingsprogramma’ een mooi instrument voor de gouden middenweg. Daarin komen alle beleidsterreinen samen. Het leent zich bij uitstek om samen met wijkbewoners te inventariseren wat de kwaliteit van hun gebied is, wat behouden moet blijven en wat moet verbeteren. Wijkbewoners maken geen verschil tussen een fysieke en sociale invalshoek. En bij samen praten over de (gezonde, veilige) wijk kunnen ook de eigen belangen en emoties kantelen en dilemma’s bespreekbaar worden.

Niet verplicht dus, misschien wel onmisbaar. Ook vanuit het perspectief van de burger. Die zal best willen komen praten over zijn wijk. Maar doet hij dat ook voor een omgevingsvisie voor de hele gemeente? En voor het juridisch complexe omgevingsplan? Juist het wijkgericht werken dat het sociaal domein kent, kan een goede basis zijn voor de nodige participatie bij het beleid voor de leefomgeving.

De Nationale Ombudsman adviseerde al vaker hoe bij ruimtelijke vraagstukken sociale aspecten beter kunnen en moeten worden betrokken. Dat begint met een ander contact met burgers, waarvoor het rapport 1009/180 van 17 september 2009 al een participatiewijzer bevat. Hierin staat onder meer: ‘een goed participatieproces voor besluiten over de fysieke leefomgeving kan dus niet zonder informatie van en samenwerking met het sociaal domein.’ Later dat jaar volgde het advies om niet alleen een ruimtelijke scan te maken bij de start van de voorbereiding van ruimtelijke besluiten, maar ook een sociale scan.

Ik heb dat in mijn boek over de nieuwe manier van ruimtelijke ordening, oftewel het functies toedelen aan locaties, als volgt verwoord: ‘De omgevingsscan die aan de voorkant van het participatieproces moet worden gemaakt, bestaat dus uit 2 componenten: de ruimtelijke component (over welk gebied hebben we het, wat zijn de kenmerken ervan en wat is de kwaliteit daarvan?) en de sociale component (wie wonen, werken en leven daar en wie moet bij de participatie worden betrokken?) Deze scan geeft een gemeenschappelijk uitgangspunt voor de omgevingsdialoog en is een toets of iedereen wel wordt bereikt.’

Dus kort en krachtig beantwoordde ik de vragen met: zoek elkaar op en versterk elkaar via de integrale, gebiedsgerichte benadering. Het ideale wettelijke instrument daarvoor is het omgevingsprogramma. Mooi toch, dat het naar eigen inzicht kan worden vormgegeven!

Mijn tegenvraag was: wat is erop tegen? Behalve dan dat we het niet gewend zijn.

Het bedrijventerrein als groene motor
Groene bedrijventerreinen kunnen een nuttige brug vormen tussen natuurgebieden en ‘vergroende’ woonwijken.

Artikel 1.3 Omgevingswet zet maatschappelijke doelen centraal bij besluiten en activiteiten. Het schrijft onder meer voor dat besluiten en activiteiten met het oog op duurzame ontwikkeling tot stand moeten komen. Lastig voor wie duurzaamheid vooral ziet als containerbegrip, als lastig afdwingbaar of slecht verdienmodel. De Memorie van Toelichting beschreef destijds al, dat een paradigmawisseling nodig is bij overheid, bedrijven en burgers. Dat is anno 2024 niet anders.

Alweer jaren geleden wachtte ik samen met een jonge man op een trein. Hij bleek natuurkunde te studeren met als specialisatie duurzame energietechniek. Wij raakten in gesprek over energieopslag in relatie tot gebieds- en projectontwikkeling. ‘Hoe kom je zo bij die studie?’ vroeg ik. Duurzaamheid was volgens hem de toekomst, maar dan moest het wel concreet worden. Niks containerbegrip, afdwingbaarheid of verdienmodel. Gewoon: de toekomst en aan de slag ermee.

Mijn man heeft al langer een eigen kijk op duurzaamheid. Dat is volgens hem terug naar vroeger, maar dan modern. Vroeger waren we immers niet rijk genoeg voor verspilling. In het verleden ligt de inspiratie.

Inderdaad: ‘concreet maken’ hebben we nodig. Tips voor anders bouwen en inrichten, met andere materialen in een ander soort openbare ruimte. Tips voor anders leven en werken. Tips voor andere verdienmodellen. Het valt namelijk niet mee om te concurreren met de lineaire economie. Over slechte verdienmodellen gesproken!

Er staan mooie documentaires op het internet met visualisaties van product- en gebiedsontwikkeling, die bovendien herstel van gebieden laten zien. Heel leerzaam en het levert een goed gevoel en positieve energie op. Ook niet onbelangrijk met alle scepsis en narigheid in de media.

In mijn presentaties en boeken over de Omgevingswet gebruik ik vaak een plaatje van Wilfried Jansen of Lorkeers, dat ooit stond afgedrukt in de Volkskrant. Het toont een bedrijventerrein. Of in ‘omgevingswets’: een ‘bedrijfsomgeving’. Je ziet bedrijfsgebouwen, maar ook windmolens, zonnepanelen, water en groen. Er vliegen een roofvogel en een vlinder. Over de ondergrondse parkeergarage loopt een groen wandelpad en de gebouwen hebben groene daken en gevels. De illustratie toont dat bedrijvigheid, energieopwekking, water en natuur heel goed samengaan.

Recent las ik de winteruitgave van Mens en Natuur, het blad van het Instituut Voor Natuureducatie (IVN). Een van de artikelen startte met: ‘Je zou het niet zeggen, maar bedrijventerreinen bieden enorme kansen voor de natuur’. Het besprak het programma Werklandschap van de Toekomst. Allerlei partijen, waaronder het IVN, willen daarbinnen samen bedrijventerreinen vergroenen. Het programma krijgt 26 miljoen subsidie uit het Nationaal Groeifonds. Aan de subsidieverlening ging ook een economische toets vooraf. Eind 2023 is programma gestart. Het wil een experimentele beweging zijn, waarbij iedereen onderzoekt en leert. De IVN pakt een andere rol en wil vooral niet alleen meer ‘komen vertellen hoe het moet’.

In Living Labs wordt onder meer getest of regelgeving een knelpunt kan zijn en welke vaardigheden nodig zijn om bijvoorbeeld een wadi aan te leggen. Ambassadeursterreinen zullen vervolgens als voorbeeld dienen. En, niet onbelangrijk: experimenten mogen ook misgaan.

Er is wel wat te doen: 10 procent van Nederland – 100.000 ha - is een ‘bedrijfsomgeving’. En volgens het rijk is er behoefte aan veel meer. Vaak grenzen ze aan natuurgebieden, waardoor ze een brug kunnen zijn naar toekomstige ‘vergroende’ woonwijken.

Het artikel beschrijft hoe er leefplekken voor vogels, insecten en andere dieren kunnen komen, bijvoorbeeld door bestrating te veranderen of door daken te beplanten met soorten die van nature in de omgeving voorkomen en passen bij het landschap en het lokale ecosysteem. Ik krijg daar allerlei beelden bij. Parkeerplaatsen van tegels waar gras doorheen groeit of kruiptijm. Gevels met beplanting en nestelende vogels. Daken met sedumbloemen. En een zonneboom of overkapping met zonnepanelen voor oplaadbare auto’s en verlichting. Misschien zelfs met een batterij, bedacht door de voormalige natuurkundestudent, waardoor het betreffende ‘werklandschap’ zelfvoorzienend kan zijn.

Zo’n ‘werklandschap’ of ‘bedrijfsomgeving’ is veel meer klimaatbestendig en heeft een positief effect op de lichamelijke en mentale gezondheid van de mensen die er werken. Dat weten we al uit onderzoek. Bovendien is bereiken en in stand houden van een gezonde leefomgeving ook een maatschappelijk doel van de Omgevingswet.

Vaak sneuvelen dit soort dingen op financiën. Uit een interview met een wethouder, die al een voorbeeld heeft gerealiseerd, bleek dat er meer gekeken moet worden naar maatschappelijke kosten en baten. Dat betekent een andere kijk op financieren.

Met het oog op duurzaamheid: daar moet je kijk op krijgen en voorbeelden voor zien. Je ziet het pas als je het doorhebt, maar je krijgt het pas door als je het ziet. Fijn dus dat er voorbeelden zijn en gaan komen!

ABONNEER
je op deze Blog via E-mail

Vul je emailadres in om in te schrijven op deze blog en emailmeldingen te ontvangen van nieuwe berichten.

MENSELIJK
Oog voor mens en omgeving binnen de juridische puzzel.
NIEUWE STRUCTUREN
RO gaat nog te veel over de geijkte paden. Durf die los te laten.
DRAAGVLAK
RO bekijk je vanuit alle invalshoeken. Alleen dan krijg je mensen mee.